bunker A kerk hitler kapot bouw

1940

De aanval

de Belgische stellingen het Duitse aanvalsplan

10 Mei 1940 - 12 Mei 1940

De bezetting

politiek sociaal economisch

11 Mei 1940 - 12 September 1944

De bevrijding

12 September 1944 -

1945

De Bezetting


Politiek


Ten tijde van de Duitse aanval op 10 mei 1940 was Hubert Marres burgemeester in Vroenhoven.  Vanaf het moment dat de 11 daagse veldtocht was afgelopen en de Duitsers hun eigen regering in Brussel hadden geïnstalleerd werd Burgemeester Marres afgezet en vervangen door een Duits gezinde oorlogsburgemeester Laurent Peeters. (door de mensen in Vroenhoven “Reng” genoemd)

Het uitdelen van zegeltjes en alle nodigde papieren bekwam je bij hem thuis.  Zijn huis was een voormalig café en winkel,  gelegen in het centrum van Vroenhoven in de volksmond “ het bolwerk” genoemd.
De gemeentesecretaris Mathieu Schepers is nog een jaar of 2 mogen aanblijven tot aan zijn oppensioenstelling.  In zijn plaats kwam Albert Cortleven ook een Duitse sympathisant.

De veldwachter van Vroenhoven was bij het begin van de oorlog Crauwels. Hij werd in het eerste jaar van de oorlog afgezet.  Zijn vervanger kwam uit Spouwen, Eugene Nolmans en hij was uiteraard ook Duitsgezind. Zijn taak was toezien of alle tarwe, graan,  ... aan de Belgische staat geleverd werd.  Maar toch heeft hij mensen, die parachutisten hielpen ontsnappen of joden hielpen onderduiken, gewaarschuwd, dat ze in de gaten werden gehouden door de Duitsers.
In de oorlog zijn er geen verkiezingen geweest.  Onnodig aangezien alle overheidsposten van hogerhand werden toegekend.

Sociaal
Verduistering en avondklok
Tijdens de oorlog was het verboden om na een bepaald uur buiten te komen. Dit was een grote belemmering voor het sociale leven in Vroenhoven. Ook moesten alle ramen verduisterd worden. Door deze verplichtingen kwam men ‘s avonds niet meer buiten en viel het nachtleven stil.

Het verzet
In Vroenhoven was er ook een Witte Brigade.
Deze mensen hielpen de gevallen vliegeniers en sommigen namen joden in huis. Andere activiteiten waren anti-Duitse propaganda, het aanleggen van lijsten van collaborateurs (de zogenaamde zwarte lijsten), vaderlandslievende manifestaties op de Nationale Feestdag en op de herdenking van wapenstilstand. Ook hebben ze eens alle zegeltjes gepikt ten huize van Burgemeester Peeters.   In Vroenhoven was niets belangrijks te saboteren en bleven de sabotage acties bijgevolg beperkt. Het verzet is pas in actie kunnen komen op het eind van de oorlog.  Toen de Amerikanen in Normandië waren, zocht het verzet verplegers mochten er mensen gewond geraken.  In het dorp hebben zich toen 10 vrouwen aangemeld om deze functie te vervullen.

Verenigingen
Er was weinig te doen in Vroenhoven.  Voor de vrouwen was er de boerinnen- en voor de mannen de boerenbond.  Hier kon men extra voordeel uit halen zoals  bvb. lessen over dierenverzorging, aankoop van teeltmateriaal of zaden.
De fanfare had nog maar weinig activiteit aangezien de Duitsers veel instrumenten gepikt hadden en er een avondklok was ingesteld.
Ook was er een  zangkoor in de kerk vermits  de priester een groot voorstander van muziek in de kerk was. Voor de jeugd was er tijdens de oorlog niets te doen buiten naar school gaan.

In Vroenhoven was er een jongens- en een meisjesschool. Beiden werden op 10 mei 1940 gebombardeerd.  Tijdens de oorlog was de jongensschool ondergebracht in een café. De meisjesschool bleef, gezien er twee lokalen niet gebombardeerd waren.
*Een netwerk dat zich toelegde op diverse vormen van (meestal geweldloos) anti-Duits verzet en zich voorbereidde om hulp te bieden bij een mogelijke landing van de geallieerden.

Economisch
Vanaf het begin van de oorlog was er een heel ander economisch systeem in België dan voorheen.
Tijdens de oorlog moest alles aangegeven worden:  hoeveel land men had en hoeveel je op je land had staan.  Maar standaard werd er minder land aangegeven dan er was.  In België stond niet op papier, hoeveel boeren er waren en hoeveel oppervlakte grond en dieren deze hadden. De Belgen konden dus heel creatief zijn met hun aangiftes en ook in Vroenhoven  werd dit gedaan. Vandaar dat men zegt dat Vroenhoven tijdens de oorlog gekrompen is.

De opbrengst van het land moest verplicht geleverd worden aan de Belgische staat. Deze kocht al de goederen op tegen de normale prijs.  De boeren waren hier niet blij mee en probeerden veel in het zwart te verkopen. Daarom gaf men uiteraard te weinig land op.  De opbrengst van de grond die niet opgegeven was,  kon men vervolgens volledig in het zwart verkopen.
Ieder seizoen moesten de boeren aangeven welke gewassen ze op welk stuk grond gingen zetten. Er werd dan geschat hoeveel dat stuk grond zou opbrengen.  De boeren probeerden altijd boven deze schatting uit te komen, gezien deze overschotten zuivere winst waren en deze in het zwart konden verkopen.
Ook de dieren moesten aangegeven worden. Op het begin van de oorlog moesten de boeren al hun dieren aangeven en tijdens de oorlog moest ieder geboren, gestorven of geslacht dier aangegeven worden.

In de oogsttijd kwam de veldwachter of een controleur soms controleren of alles wat er van het veld gehaald werd ook in de klaarstaande vrachtwagen van de Belgische staat gelaten werd. Deze mensen konden echter niet overal tegelijk zijn en bijgevolg  werden veel goederen verduisterd.
Verschillende inwoners  van Vroenhoven gingen werken in de wapenfabriek “FN” te Herstal.  Daar verdwenen heel vaak revolvers. Tijdens de oorlog werden er eens mensen gearresteerd op verdenking van diefstal. Bi j deze mensen was er ook iemand van Vroenhoven. Maar deze vertelde de Duitsers “ Ik heb de revolver in de fabriek verstopt maar weet niet meer waar. Ik heb hem zeker niet mee naar huis genomen.” Hij is er vanaf gekomen met een waarschuwing en mocht na deze verklaring terug naar huis
Ook de kolenboer van Vroenhoven kreeg het moeilijk tijdens de oorlog. De aanvoer van kolen verliep zeer moeizaam en hierdoor steeg de prijs enorm.

De smokkel
De groep smokkelaars kunnen in twee groepen onderverdeeld worden:
Ten eerste de mensen die voor het eigen gezin smokkelden en vervolgens de mensen die smokkelden om deze smokkelwaar door te verkopen; de professionele smokkelaars.
De smokkel van Vroenhoven verliep meestal tussen Vroenhoven en het dorp Wolder, vlak over de grens. Dit dorp was gemakkelijk te bereiken door de talloze veldweggetjes die tussen Vroenhoven en Wolder liepen. Op deze veldweggetjes was er weinig controle en dit maakte het een stuk makkelijker om te smokkelen. Voornamelijk de professionele smokkelaars maakten hiervan gebruik.

De mensen die voor het eigen gebruik smokkelden deden dit op kleine schaal en uitsluitend voor levensnoodzakelijke goederen en spullen die in België niet of moeilijk te verkrijgen waren. Deze mensen werden niet streng bestraft als ze smokkelden. Ook was het door de kleine hoeveelheden smokkelwaar niet gemakkelijk voor de grenswachters om te zien wie er aan het smokkelen was. Een veelgebruikte smoes in die tijd : “ Ik heb het van mijn tante in Maastricht gekregen.”  Vooral de kleinere kinderen werden vaak gebruikt om te smokkelen omdat deze bijna nooit gecontroleerd werden.   Toen de prijs van suiker en margarine te hoog werd is er serieus gesmokkeld geweest.

De professionele smokkelaars pakten het smokkelen heel anders aan.  Zij smokkelden uit winstbejag en zetten hele systemen op om te smokkelen. Deze mensen kon je vinden in de cafés achter de brug.  In de cafés achter de brug was er veel smokkelhandel.  Een voorbeeld hiervan was café Verjans die goed bekend stond voor smokkelwaar. Van hieruit vertrokken zijn richting Maastricht om (meestal) ‘s nachts met hun smokkelwaar terug de grens over te steken.  Deze smokkelaars smokkelden niet alleen goederen en spullen die in België niet of moeilijk te verkrijgen waren.  Zij smokkelden alles waar vraag naar was, zelfs geld.

De gebieden waar zij smokkelden waren meestal De Keel ( heuvel tussen Kanne en Vroenhoven) en Klein Heukelom.  ( enkel huizen die midden in het veld tussen Wolder en Vroenhoven stonden)  Het voordeel van De Keel was dat deze grote open vlakte makkelijk over te steken was en geen enkel huis of weg in de buurt.  Dit verkleinde de kans op controles.  Het voordeel van Klein Heukelom was zijn ligging vlak bij de grens en een weg van Vroenhoven naar Wolder met enkele huizen zodat men sneller van Vroenhoven naar Wolder kon gaan.   Als de smokkelaars dan een grenswachter zagen,  konden ze snel een huis binnenlopen.  Zo kwamen ze niet verdacht over en wachten in dat huis wachten tot de grenswachter weg was.  De mensen van Klein Heukelom vonden dit niet erg want in ruil voor de “bescherming” kregen ze wat smokkelwaar.

Boeren smokkelden meestal met paard en kar en de smokkelwaar werd verstopt onder het hooi.   Zeker de boeren die op de grens woonden gingen regelmatig met paard en kar de grens over om zo grote hoeveelheden te kunnen smokkelen.  Maar ook aan de grens werd uiteraard gecontroleerd.  De Duitsers stonden aan de grens en de NSB’ers controleerden de mannen en voor de vrouwen had men een visiteuse om te fouilleren.

De zwarte markt
Deze was tijdens de Tweede Wereldoorlog springlevend. Alle overschotten van de boeren en de gewone mensen werden op de zwarte markt verkocht. Op de zwarte markt was dan ook veel te verkrijgen. Maar wel tegen een veelvoud van de normale prijs.
Ook waren er mensen die er hun beroep van hadden gemaakt om bij de boeren goederen te kopen en deze in de stad verder te verkopen. Vooral de walen deden dat veel omdat Luik en Visé zo dichtbij waren. De voornaamste goederen waren tarwe en aardappelen, en af en toe vlees.

De rantsoenering
Vroenhoven was nog maar net bezet en de bevolking moest leren leven met de rantsoenering van voedsel en kleding genaamd “ de bon”.  Iedereen kreeg een rantsoeneringkaart en bijna alles moest men krijgen met bonnen. De rantsoenen die men kreeg hingen af van volgende factoren: volwassene of kind, zwaarte van arbeid, zwangerschap, huwelijk.  (dan kreeg men extra bonnen om stof te kopen) Deze rantsoenen waren echter ontoereikend en de meeste mensen hadden een moestuin die hun van extra eten moest voorzien. Veel gezinnen hadden thuis ook dieren zoals een varken of enkele kippen.  Deze moesten ook aangegeven worden maar dit werd meestal niet of onvolledig gedaan.  Zo konden ze het vlees voor eigen gebruik houden.

Bijna al het voedsel stond toen op de bon:  brood, melk, vlees, kaas. Maar er waren ook dingen die niet op de bon stonden;  de zogenaamde“ vrije verkoop”  zoals zout, azijn, lucifers, schoensmeer en zulke kleine zaken.
Een van de zaken waar men het moeilijkste aan kon geraken was textiel. Om dit aan te kopen waren er heel veel zegeltjes nodig. Om dit gebrek, dat zich tijdens de wintermaanden zeker liet voelen,  op te lossen ging men oude stukken stof hergebruiken.  Ook schoenen waren moeilijk te verkrijgen, zodat veel kinderen klompen droegen.  Als zo’n klomp kapot ging was dat een kleine ramp aangezien het zo verschrikkelijk moeilijk was om aan nieuwe te geraken.